De aard van het denken


Ons denken bestaat uit twee delen, een psychisch denken en een functioneel denken. Het psychische denken vormt zich rond het overleven van het psychische ‘ik‘, het functionele denken voornamelijk rond de overleving van het lichaam. Als het goed is zorgt het functionele denken er voor dat we voldoende en goed voedsel eten, genoeg bewegen en slaap krijgen. Het psychische denken kan de vorm aannemen van een emotie of een bepaald gevoel, het kan zich ook kenbaar maken als een idee, een mening of opvatting, dat kan zowel symbolisch als een eigen fantasie zijn. Denken heeft ook het vermogen verleden en toekomst in het leven te roepen. De kern van het psychische denken is echter de ontkenning van de dood. Tot zover de mogelijkheden van het denken. Maar het denken heeft niet het vermogen om zowel zichzelf als het ‘geheel’ te ‘zien’. Zonder object en subject kan het denken geen uiterlijke vorm aannemen. Het denken leeft in de tijd, het kan niets direct ervaren. Voor de meeste mensen is wat gedacht wordt de enige werkelijkheid. Deze ‘denkwerkelijkheid’  is niet in staat het huidige moment te ervaren,  vandaar dat de actualiteit ontbreekt. Wat heel is neemt de schijn aan van verdeeldheid als het wordt gedacht. Het  kan het ‘geheel’ niet  bevatten, omdat dit buiten het denken ligt. Het ‘geheel’ kan het denken wel bevatten, omdat het geheel alles omvat. Denken wijst naar een denker. Een denker heeft gedachten. Gedachten kunnen worden waargenomen. De denker kan niet worden waargenomen, behalve als gedachte. Denken is beperkt. Bewustzijn kent geen beperkingen. Bewustzijn vereist geen denken  

Je bent er al


Als kind zoeken we hét bij onze ouders. Vanzelfsprekend, want die zijn ervoor. Het is echter geen gunst, omdat elk kind daar recht op heeft. Of ieder kind hét krijgt is nog een ander verhaal. Later zoeken we hét vaak bij onze partner. Wanneer je partner niet geeft wat je nodig hebt,  is dat nog overkomelijk, want je bent gewend hét niet te krijgen. Maar wat nu als je partner je wel geeft wat je nodig hebt? Kun jij hét dan ontvangen? Het lijkt natuurlijk aantrekkelijk, maar vaak roept het ook angst op. Want als je hét eenmaal ontvangen hebt, zal je het dan ook de volgende keer krijgen? Of wijst je partner je dan misschien wel af.  Of stel dat je partner je verlaat. Hoewel deze gevoelens zelden bewust voorkomen, kunnen ze wel degelijk op onbewust niveau  aanwezig zijn. Ze kunnen je volledig blokkeren om te ontvangen wat je  zo nodig hebt. Want het bedelende kind in ons heeft slechte ervaringen met zijn ouders. Die lieten  ons er aan proeven, maar gaven het niet echt. En daar hebben we onze conclusies uitgetrokken. Terecht wat je ouders betreft, maar onterecht wat je partner betreft. Want je partner is je vader of moeder niet. Toch bestaat er iemand in je leven die je wel kan geven  wat je nodig hebt. Iemand die niet wegloopt. En dan komt bij de lezer natuurlijk de volgende vraag op: wie dan? Want als je zo iemand zou kennen ging je daar meteen op af.  Maar blijf rustig zitten, je bent er al. Je bent het zelf.  

We voelen ons niet meer gedragen


Ons leven speelt zich af in een uiterst gecompliceerde maatschappij.  De media bombardeert ons voortdurend met berichten over klimaat, immigratie, vervuiling en corruptie. Daar komt nu nog de ‘ramp’ van het coronavirus bij. Het lijkt nu of alles tegelijk op ons afkomt. We doen ons best de berichtgeving daarover te volgen, het te beoordelen en te verwerken. Want we willen het overzicht niet verliezen. Dagelijks komen er weer nieuwe berichten op ons af, waar we ons opnieuw moeten instellen. Zo  worden we telkens weer de buitenwereld in getrokken, ver weg van onze innerlijke wereld. Het corona virus lijkt de druppel te zijn, waardoor ons zwaartepunt vanuit de diepte omhoog is verplaatst, naar ons hoofd. Hierdoor hebben we onze innerlijke verankering verloren, omdat de verbinding met de grond is verbroken. Want zodra ons anker is losgeslagen, zijn we stuurloos en rennen we als een kip zonder kop rond. We zijn de weg kwijt geraakt en dat roept angst op. Niet die kleine dagelijkse angsten, maar bestaansangst. Bestaansangst ontstaat altijd uit een ontworteld zijn, een losgerukt zijn uit de dragende grond. En dat zie je nu met de coronacrisis gebeuren. Je zou kunnen zeggen dat bestaansangst de voedingsbodem is waarop het virus kan gedijen. Die angst neemt extreme proporties aan, we gedragen ons alsof ons leven onmiddellijk in gevaar is. Bestaansangst is simpelweg gebrek aan vertrouwen, het is een onvermijdelijk gevolg van het voortdurende vastklampen aan ons verstand. We klampen ons vast in plaats van ons aan de aarde toe te vertrouwen. Naarmate we onze voeten weer op de grond voelen, ervaren we ook weer het ‘gedragen-zijn’